Het is 17.30 uur op woensdag 04 september 2002 als Daniëlle, Rien en ik arriveren bij kantoor Rosmalen. Er is nog een gunstige parkeerplaats, en dat is voor ’n vrouw mooi meegenomen. Ook al is de woensdag de schoonste dag der dagen, ’s middags nog ’n halve week en ’s avonds nog twee dagen, (m’n moeder, sinds 24-05-02, 93 jaar oud) zijn m’n collega en ik niet zo blij met deze dag, daar het ons niet zo zeer om het eten maar meer om het drinken gaat, en als je er dan ’s morgens weer uit moet is dat pijnlijk. Bovendien hebben we al ’n dik half uur minder, want JO meende ons via de mail te moeten meedelen, dat je thuis ook niet eerder eet dan na werktijd. Ik ben het niet met deze vergelijking eens, want ik voel me op het werk niet zo thuis als thuis. Kortom, veel tijd om ons te bezatten hebben we niet, dus haasten we ons naar binnen. Bij het passeren van het kunstwerk links van de voordeur zeg ik: “Ik hoop dat de tap beter loopt dan deze drie zeikerdjes hier.” -In het kader van de bezuinigingen, werkt de pomp voor 10%-. Dan hoeven de cliënten ook niet meteen naar het toilet.
Bas en Martijn staan aan de tap en we bestellen ’n pilske. Als ik me goed herinner was het Biafra bier. Het duurt lang voor de glazen zijn volgedruppeld, dus bestellen we gelijk ’n tweede. De gasbarbecues staan stand-by maar zijn nog niet ontstoken. Het ziet er sfeervol uit. De medewerkers van ons bijkantoor hebben weer uitstekend hun best gedaan. Achteraf hoorde ik dat Wilma (m’n möpke), Yvette (m’n knuffelke) en Ingrid (m’n denneke) op hun blote knietjes gebeden hebben tot de weergoden. Het heeft geholpen. (Hierbij plaats ik de oproep allen te bidden tot de eurogoden, waarvan de drie plasgoodjes van kantoor Rosmalen er twee van zijn. Wie weet levert ’t nog ’n tantième op.)
Gasbarbecues! Gelukkig. Dan kom je tenminste niet met-bloed-doorlopen ogen en stinkend als ’n pyromaan thuis, want je ontkomt nooit aan die smerige rook van houtskool. Hoe de wind ook draait of keert.
Okay, de charme van het traditionele is er ’n beetje van af, maar hoe charmant zijn drie verkoolde vingers, opgelopen door het spuiten van spiritus op een geniepige barbecue, die achteraf wél aan bleek te zijn. Terwijl de kandidaten en kandidatinnen zich sociaal onder de andere kandidaten en kandidatinnen mengen wordt aan onze statafel gezellig gekeuveld over dood en verderf.
“Toch sterven er tegenwoordig veel mensen ónder de zestig.”
“Klopt, maar bóven de zestig sterven ze allemaal.”
“Klopt nog harder.”
“Mag ik even stilte?” Het is HR, onze opperbedrijfsomroeper.
“Ik hoop dat iedereen mij kan verstaan?”
Ja, wij kunnen. Zelfs de saunagasten van de buurman steken hun naakte koppen boven de schutting uit. Eén gast valt achterover. (Achteraf is het goed afgelopen met ‘m, want hij bleef met z’n oog aan ’n spijker hangen.)
HR houdt het kort. Hij stelt wat nieuwelingen voor en heeft het over “hei”-dagen
– ’n soort retraite voor managers waar men brain-stormt over hoe-het-eventueel verder moet. – In drie van die sessies moet het varkentje gewassen zijn.
Er volgt ’n applausje. Rien en ik steken ’n sjekkie op, JO ziet ’t toch niet.
Wilma is intussen druk doende de barbecues aan de praat te krijgen. Ik vraag haar of ik moet helpen met m’n oorontsteking, maar met lucifers gaat het ook.
De minicrematoria geven mooie blauwe vlammetjes.
Tijd voor Martijn om in actie te komen. Met veel Schwung legt hij een variatie van koteletten op het rooster: kleine, vette, grote, magere, het kan wel degelijk op. Saté, worsten, en vetburgers bedekken het andere rooster en het vet begint te druipen, te roken, maar vooral te stinken. De kouwe hap en het stokbrood vliegen er in als ’n punaise in beton en de satésaus is koud. Ik vind dat niet lekker, dus ik gooi ’n klodder over de door mij gereserveerde stokjes op de grillecue. ’n Aangename geur van gebrande pinda’s dringt in de neuzen en poriën van alle aanwezigen. Of er ’n Chinese suikerpatiënt gecremeerd wordt. Voor de vegetariërs valt er niks te braden, die zitten met de gebakken peren.
Ook onze Islamitische medewerksters moeten op ‘n houtje bijten, want er is alleen varkensvlees. Bomen staan er overigens wel, dus hout zat.
“Wat zullen we stinken zeven dagen lang, wat zullen we stinken, wat ’n stank,”
lallen we. En: “Wat ’n malaise, zonder Febrèze.” Kitty zingt zowel uit volle borst als met volle mond mee. Het bier smaakt best en ik kijk even rond nu ik daartoe nog in staat ben. Velen zijn er weer niet. Dat vind ik zo jammer. Er is maar één excuus wat ik kan billijken.
“Ik ben met vakantie en om even uit Australië over te komen is te duur.”
– Okay, bovendien staat in The Land Down Under op elke parkeerplaats een bbq, waar je voor ‘n aus$ ’n wombat, ’n kangoeroe, ‘n koala of ’n dildo (of hoe heet zo’n wilde hond ook weer?) oh ja, ’n dingo (sorry) kunt braden.
Papparazzi Marieke zet alles op video en Lisette maakt foto’s. Van zwangere Astrid wordt -en profile- een panoramafoto genomen, terwijl ze op twee meter afstand, buik aan buik tegen zwangere Kolette staat te schreeuwen.
Onderschrift: van links naar rechts:
AAAAAAAAAAAsssssssssssttttttttttttttttrrrrrrrrrrrrrrrriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiddddddddd.
Ook zie ik dat de juristen zich tussen het gewone volk hebben gewrongen. Het is één kliek van kauwers, smakkers en drinkers. De blaas dwingt mij naar het toilet. Bij het passeren van de pantry zie ik ‘n paar meiden snoepen van het nagerecht. Ik doe snel m’n behoefte en vraag waarom het er zo stiekem aan toe gaat.
“We hebben lang niet genoeg voor iedereen.”
Ik pak ‘n bord en geniet van het overheerlijke ijs met vruchten en slagroom.
“Laten we alles maar opmaken, wat niet weet wat niet deert.” is mijn voorstel, en blijf daarmee in de sfeer van enkele megabedrijven, wier directeuren zo omgaan met de winstverdeling.
“Is er nog saté?”
“Ja, hoor, thee zat. En nog diverse smaken ook.”
Ikzelf ben geen theedrinker. Ik wacht op de smaak fricandel-speciaal. Ik stel me voor dat het een pakketje is met vier aparte zakjes, zodat je met extra soppen de mayonaise, curry of ui naar smaak kunt toevoegen.
Daniëlle wil naar huis, dus wij moeten mee. Bedroefd nemen we afscheid. Hoe lang zal het nu weer duren voor we elkaar zien? Voor ik instap verwijder ik de lipstick van al m’n wangen. Daniëlle manoeuvreert haar Peugeotje 205 zonder slag of stoot uit het parkeervak en zet mij keurig voor de deur af, de schat.
In haar enthousiasme bezorgt de hond mij ‘n zakje blauw. Tijdens het uitlaten vertel ik haar wat ik heb meegemaakt. Ik rook nog ‘n sigaret om het beest nog wat gezelschap te houden en ga maar naar bed, wat moet ik anders.
Morgen werken.
Aar die Barbecue.