We schrijven donderdag 21 maart 2002 als Rien en ik rond 17.20 uur, -tien voor half zes ’s middags voor de niét digitale lezer (Die zijn er nog, hoor. Ik ken ‘ n Ana die dat beweerde, maar Ana loog.)– bij Maliskamp de Rijksweg N50 opdraaien. Wij poolen car en ik was aan de beurt die dag. Je mag daar 80 km/pu. Ik word gepasseerd en rechts van de weg licht ’n scherm op: “U RIJDT TE SNEL”. Ik volg de auto en nog geen 50 meter verder: “EN U OOK.” Ik haal wat gas terug en sukkel huiswaarts. Zo’n 500 meter van mijn huis verwijderd nemen we alvast afscheid, want ik pik altijd de hond op om haar op een eiken wal te luchten. Ze is stapelgek op ”met-de-auto-mee” en ze blaft dan ook constant van enthousiasme vanaf ’t moment dat ze inspringt tot aan de plaats van bestemming. Je wordt er horendol van en communicatie is alleen nog mogelijk via gebarentaal, maar probeer dat maar eens handsfree. Je kunt wel schreeuwen en schelden of slijmen tegen die joekel, maar niks helpt. M´n zonnestraaltje kan er helemaal niet tegen, maar die schreeuwt ooit zo hard “AF” dat ik dan tóch weer de voorkeur geef aan die kef*kloot. (*meestal bezig ik hier ´n korter woord.) “TOT MORREGE.” Rien play backed ongeveer hetzelfde terug en ik vervolg m´n weg. Door alle straten waar ik heen rijd slaan de honden aan. Ik trek de klep open en het beest vliegt de wal op. Zij doet haar nat- en droogje. Jaloers kijk ik toe en soms, als we alleen zijn, zoek ik ´n dikke eikeboom en laat de natuur z’n loop. (Dit durf ik overigens nooit in de herfst, want dan liggen er zóveel eikels…er moet maar ´ns iets gebeuren…je vindt ‘m nooit meer terug.) Na ´t rondje met ´t hondje wil ik m’n bolide met ´n sierlijke zwaai de oprijlaan (10 meter) opdraaien, als m´n aandacht wordt getrokken door de auto van de buurman. Een grote waterkraan siert z´n dak. Daardoor parkeer ik m´n voertuig tegen een als-decoratie-dienstdoende terracotta terracotta (= licht bruinrood gekleurde van verglaasde gebrande pottenbakkersklei gemaakte pot (Van Dale). Resultaat: terrakapotta. Chagrijnig open ik de voordeur en merk dat intussen m´n hummeltje al binnen is. Vreemd. We hebben namelijk de afspraak dat degene die het eerst thuis is, kookt. >We hebben ooit uren rondjes gereden om te wachten of de ander het eerst binnen zou gaan. Na twee keer getankt te hebben gaf ik de moed op. Twee minuten later kwam ze lachend binnen met: “Oh, ben je al thuis?? =” (voor de nieuwkomers: ” > =” is tussen neus( > ) en lippen ( = )) “Waarom ben je eerder binnen dan ik?”, vraag ik achterdochtig. “Wat ben je aan ´t koken??” “Alleen kippesoep,” zegt ze. “Kip het meest veelzijdige stukje vlees, kip!” En samen zingen we wat varianten uit de reclame: “Vlees, het meest veelzijdige stukje vis, kip!”; en “Vis het meest veelzijdige stukje kip, vlees!” en nog meer van die omkeringen. “Inderdaad,” zegt ze, “dat is alles, want we hebben morgen ’n etentje van Je Werkgever, dan krijgen we weer lekkere frietjes en een mals stukje vlees. Weet je nog vorig jaar, dat we jouw stukje in ’n servet gepakt hadden voor de hond en dat het na drie dagen zelf uit de bak kroop, omdat er zelfs voor het beest geen doorkomen aan was en dat ze sindsdien met ´n kunstgebitje rondloopt?”
“Men heeft geleerd,” zeg ik, “morgen eten we bij Kitty de Kuijper, dat is geregeld door ’n echte Bourgondiër.” (Ik was even in de war door die kippige omkeringen .)
“Oh? nou, ik ben benieuwd. Zullen we tóch voor de zekerheid maar ´n tafeltje reserveren bij Motel van der Valk? Vorig jaar en het jaar dáárvoor zijn we ook nog via de Mac-drive gereden. Gelukkig hadden we er het eerste jaar in Het Kabinet nog ´n stukje muziek bij.” “De Valk?? Prima, dan leg ik de skeelerhelmen alvast in de auto. Want ook deze keer voorzie ik wéér geen volle maag. De medewerkers van kantoor Van den Oord zijn op het laatste moment ook nog uitgenodigd. Ja, serieus, terwijl het aantal mee-eters al was doorgegeven. Ernest was link, jonge; Kitty was link, meisje. Conform haar mailtje kan daarom waarschijnlijk niet eens iedereen zitten. Dat wordt dus smullen à la FEBO.(= gewoon staan of hangen aan ´n zo´n hoge ton, met dát verschil, dat ze bij de FEBO zóveel friet hebben, dat ze ´t verkopen; en dat je daar eet met mes noch vork.) Gezelly. Het maakt niet uit hoe je je kleedt, als je maar gemak-kelijke schoenen aan hebt. We kunnen natuurlijk die twee inklapstoeltjes meenemen, die we 20 jaar geleden hebben gekocht voor de avondmis, toen het met Kerstmis nog druk was in de kerk.” Met de wenkbrauwen gefronst kijkt mijn voordeurdeler mij aan en stelt de door-mij-gevreesde vraag: “kantoor Van den Oord?” ”Ja, sssssssstttt, top secret, joh, we weten het zélf nog niet eens officieel officieel. Zaterdag krijgen we per koerier, jajaja, ik herhaal: per koerier, een brief waarin alles aan iedere medewerker persoonlijk wordt meegedeeld. Schriftelijk, zwart op wit. Daarna wordt ’t nieuws als een BOMmelding (WH, voorwoord Maatwerk) in de krant is gepubliceerd. De schok zal door heel Europa voelbaar zijn.” Schouderophalend antwoordt ze: “Ik denk niet dat de mensen in Maasdonk wakker zullen worden als jullie BOM inslaat. Heb je de krant gelezen vanmorgen? Er komt weer ’n notaris in Maasdonk, ’n zekere Eric de Jong (34), is dit geen gemiste kans voor DE BAAS? Ik weet nog dat je zeven jaar geleden, toen notaris Kok (met Kaa Ooh Kaa) verhuisde naar Heesch, gevraagd hebt van: Is het geen idee om in Nuland een dependance te starten van De Baas?” “Klopt,” zeg ik, “maar Maasdonk is maar ’n gat, en omzettecDe Baasisch zag men daar géén gat in. Kortom: Maasdonk, veel gat maar niet in de markt, aldus DE BAAS.” Intussen til ik het deksel van de op-het-fornuis-staande pot op, maar vind geen hond. Ik zie alleen wat troebel kokend water. “Is dit kippesoep? Wel verrekte dun,” meen ik. “Het is ook soep van een hele jonge kip. Hier heb ik net wat eieren in gekookt voor op de vleessalade van Albert Heijn. Geintje, als je graag soep wilt trek je maar ’n blik open. Bovendien was het jullie vetdag vandaag, dus ik neem aan dat je de warme prak al op hebt.”
“Vandaar dat je geen moeite had om te koken,” zeg ik. Ik stoot m’n neus aan het deksel, leg die terug op de pan en draai het elektrisch gasfornuis uit.
“Hans, de buurman heeft weer een nieuwe baas gevonden, heb je dat gezien? Het is toch geen gezicht, hè, zo´n grote waterkraan op je auto.” “Ik ben toch blij, dat ie heeft gekozen voor verwarming en sanitair, in plaats van Christine le Duc,” lacht m´n mede-waterbedgebruiker. “Bai de wee, ik was zo afgeleid door Hans’ auto dat ik één van die twee potten kapot gereejen heb.”
“Zo praat je toch niet over je overbuurmeisjes, hè?” antwoordt m´n fiscaal partner. “Kom, dek de tafel even, dan leg ik wat konijnenvoer onder de vleessalade. We halen zaterdag wel zo’n nieuwe pot, tenminste als je geen kater hebt van al die drank bij het personeelsetentje.”
“Als er net zo veel personeel in de Bourgondiër is en het is net zo snel is als in Het Kabinet, dan hebben we drank noch warm eten,” zeg ik. “Het gaat me overigens niet zo zeer om het eten en drinken. Het ongedwongen gezellig samen zijn is het belangrijkst.
Bovendien krijgen we mooi de gelegenheid om kennis te maken met onze nieuwe collegae. Oh en ik kan zaterdag pas weg als de koerier geweest is.”
“Per wanneer gaan jullie officieel samen?”
“Per 1 april.”
“1 april?”
“Ja.”
“Daar trapt toch geen hond in,” zegt ze en Laika kruipt nee-schuddend in haar mand.
Aar Die Dabbeljoe.