Het is vrijdag 22 maart 2002. We spreken af om 18.00 uur. Mijn chauffeuse zal op de terugreis BOB zijn, want die drinkt geen alcohol, sterker nog: ze lúst zelfs geen alcohol. Dat gaf voor mij de doorslag bij haar sollicitatie om bij mij als partner te mogen inwonen. Ik mag de heenweg rijden. Rien en Rita staan al klaar en zij zien er uitgehongerd uit. We stoppen even bij “de Theo” en halen voor vier personen friet. We rakelen de kachel flink op, zodat de friet warm blijft, jenever ken tel. Op naar Boxtel. Lokatie: “De Bourgondiër.” Daar aangekomen staat de auto, na 14 maal opnieuw insteken, naar tevredenheid van m’n examinatrice in het gemarkeerde parkeervak. Door inspanning en schaamte parelt het zweet mij op het voorhoofd. De patattekes laten we liggen, die halen we straks wel als het nodig is. Er staat ‘n groepje mensen dat wij niet kennen. Kennelijk onze nieuwe collega’s. We stappen naar binnen. “Hé, ik ruik de frietjes al,” zeg ik. “Nee, dat zijn we zelf,” zegt Rita.” Och gottekes. Kitty loopt in ’n boog om me heen straks. Die heeft op kantoor een paar bussen Fébrèze staan om iedereen, die na de lunchpauze ook maar enigszins naar frituurvet ruikt, vol te spuiten. Weet je nog,” vraag ik m’n krabbertje-tegen-de-jeuk, “dat je laatst zo achterdochtig was, omdat ik op donderavond niét naar vet rook?”
‘n Juffrouw vraagt haar neus ophalend doch vriendelijk of ze onze jassen mag aannemen en of we een tafel besproken hebben. Ik controleer al m’n zakken en vraag haar nadrukkelijk de jas voorzichtig op te hangen, “want maandag moet die weer terug naar de Wehkamp,” zeg ik voor de grap. Een por vertelt mij dat iemand het niet leuk vindt. “Een tafel besproken? Nee, voor ons zijn staanplaatsen gere-serveerd.” “Oh, dan bent u van De Baas.” “Nee, zegt m’n schatje, ”ik ben van het Eindhovens Dagblad.” Ze laat ‘n plastic tasje zien met daarop fragmenten van ‘n krant. “Ja,” zeg ik. “De Baas.” Het is nog vrij rustig en ik moet toegeven het ziet er gezellig uit. Een mooie ambiance, dat wel. Maar… “Een mooie schotel en daar niks in, geeft veel honger en ’n spitse kin,” aldus m’n moeder (toe nog 92). Een entertainer speelt wat afgrondmuziek. “Hallooootje, hoi, hoe is het? Alles goed? En.., hebben we er zin in? ‘n Pilsje graag en ‘n cola light met ijs en ‘n rietje. Sorry? Nee, gewoon in ‘n glas maar tóch met ‘n rietje voor de gevoelige lipjes en in ‘n flesje wordt ‘t zo’n gefrot met die ijsklontjes, begrijpt u?” We gaan aan ‘n ton hangen en we zien dat er voor straks zitplaatsen genoeg zijn, mits we ’n beetje in de buurt blijven. Het obermeisje brengt de drankjes. Verbaasd kijken wij elkaar aan. Ansje Overtoom?? “Proost, santé, skol, op je gezondheid, bottoms up, cheers, daar ga je en… nog maar ‘n keer van hetzelfde graag, geef die mensen wat, doe de muzikant nog ‘n pilske en neem er zelf ook een.” “Rustig aan op je nuchtere maag,” zegt m’n bemoeialleke. “We kunnen het maar vast gehad hebben,” zeg ik greedy, “We moeten ons maar dik drinken, het eten is ook duur. Wat heb je in die tas?”
“Gemakkelijke schoenen met harde neuzen, misschien dansen we nog.” Ik heb twee linker voeten dus ik knipoog begrijpend. We keuvelen wat slappe klets tot er een optocht notariële medewerkers binnenkomt. Frans (die kennen we nog) komt meteen naar ons toe, stelt zichzelf en z’n vrouw voor en maakt meteen de basisfout: hij bestelt fris! Wij, ouwe DE BAAS-stompen trekken ons even onder vier ogen terug. “Dat wordt opvoeden. We zullen het nog even aankijken, maar als dit de hele avond zo blijft, en z’n vrouw drinkt wél alcohol, dan zullen we nog ’n zware kluif hebben aan Franske. Zul je nog meemaken dat ie straks nog geen vet lust oknie oknie.” Intussen zijn onze dames aan ’n tafeltje gaan zitten vanwaar we mooi rond kunnen blieken. “Stilte, alstublieft.” Henk houdt een ongewoon korte welkomsttoespraak met ’n bord en bestek reeds in de hand. Hij besluit met: “Het buffet is geopend,” en draait zich bliksemsnel om. Iedereen vliegt overeind. – Oké, het is een lopend buffet, maar daarom kun je het met rustig wandelen nog wel inhalen.- Er ontstaat een wild gevecht bij de borden. Het bestek vliegt door de lucht. Tjonge, jonge, wat ’n zootje zeg. De muzikant, die naar mijn mening véél te dicht bij het buffet zit, zit binnen kortste keren helemaal onder het voedsel. De een duwt de ander vooruit en degene die met pijn en moeite het bord heeft kunnen vullen struikelt en valt tegen de entertainer aan. De hij-zit-helemaal-onder-tainer speelt rustig door. De spare-ribs hangen achter z’n oren, z’n key-board plakt van de mayo en andere gezonde sauzen. ’n Attente ober heeft ‘m een regencape omgehangen en ’n noord-ooster opgezet. The show must go on, tenslotte. “Zullen we dan maar?” vraag ik retorisch, als ik zie dat velen al voor de tweede keer hun bord gaan vullen. Bij ’t opstaan voel ik dat het bier inderdaad z’n werking al doet. Bewust schuif ik zo snel ik kan tussen twee fors gebouwde medewerksters teneinde zacht opgevangen te worden in geval van vallen.
“En straks, koffie, denk eraan,” sist ‘t nageltje-van-m’n-doodskist, vlak voor ik inschuif. Ik zie ’n vrouwelijke collega met ’n vol bord langswaggelen. “Wat is er met haar gebeurd?” vraag ik m’n voorgangster. Omdat we vlak bij onze boxen van de muzikant staan versta ik zoiets van: “Die is na ’n onderhandeling bij de Rabo door ’n tractor aangereden .” “Nou, dan heeft ze nog geluk gehad,” is mijn reactie en ik snap de verbaasde blik van m’n informante niet helemaal. We naderen de voer-bakken. Ik pak wat gereedschap en kijk wat de pot schaft. Van alles. Het ziet er goed uit, het ruikt goed, maar bovenal: er is genoeg………….dacht ik. De véél-vrouw voor mij begint als ’n razende op te scheppen; pakt ’n rij spare-ribs van zeker 45 centimeter en kiept de bak met friet geheel leeg op haar bord. Ze neemt geen schepje mayonaise, maar de hele kom. Wat te doen? Ik heb geen zin in alléén maar vegetarisch voedsel en laat m’n vork vallen. Ik buk me en met ’n ruk kom ik overeind en sla met m’n kop onder het bord van de selfo. De hele handel belandt op onze samplemuzikant’s key-board. Uit ’n reflex bedekt hij met beide handen het hoofd. De muziek gaat gewoon door. De eters hebben niks in de gaten, als ze überhaupt met hun gesmak en gescrontsch al iets hoorden van de voorgeprogammeerde klanken. Na sorry, pardon en meer niet-gemeende-excuses graai ik onder de vernietigende blik van m’n maneschijntje snel wat voer van de toetsen en ga naar m’n stekkie. Ik kom naast de uit-het-spoor-lopende collega zitten en mompel tijdens gekluif op m’n ribbenreeks dat tractoren gevaarlijke dingen zijn, maar dat je ze bij de Rabo wel meer tegenkomt. Ik denk niet dat ze m’n gewauwel verstaan heeft en vertelt dat ze veel geleden heeft onder de behandeling van haar chiro-practor. Chiro-rabo; practor- tractor; onderhandeling – onder behandeling; geleden – aangereden. (de verklaring van m’n misverstand.) Ik smul hoorbaar lekker, ga nog eens opscheppen en de muziek wordt luider. ’n Discostamper. De vloer loopt meteen onder en het wordt gezellig. Na ’n kop koffie vraag ik mijn verkering ten dans. Na lang smeken gaat ze mee. Wij dansen los, wij kunnen niet swingen.
> Juristen en anderen uit het studentenwereldje afkomstige lieden swingen op elk ritme. Zelfs op ’n Engelse wals en da’s tóch knap =. Ik dans relaxed, tot m’n voorgangster-bij-het-eten mij uit de leidende armen van mijn partner rukt. Twee liedjes lang veegt ze met mij hardhandig de vloer aan. Ik strompel naar m’n plaats. Haar revanche was niet van de lucht. Het feest verloopt verder heel gezellig. Het is ‘n zeer geslaagde avond. Zelfs de hond is verrukt als we z’n bak volstorten met friet. Al boerend valt ze in slaap…….. de hond.
Aar Die Dabbeljoe